Later die week ontmoette Margaret iemand onverwachts in het bejaardentehuis: Isla, een jonge vrijwilligster van in de twintig, vol enthousiasme en een vleugje ondeugendheid.
Isla hielp met het serveren van maaltijden, maakte een praatje met de bewoners en behandelde Margaret niet als een oude vrouw, maar als een vriendin.
Op een middag zag Isla dat Margaret verlangend naar een kaart op de muur keek.
“Ben je ooit in Griekenland geweest?” vroeg Isla.
Margaret lachte. “Nee. Ik wilde er altijd al heen. Henry en ik hadden plannen, maar… het leven had andere plannen.”
“Je moet toch gaan,” zei Isla. “Het is nooit te laat.”
Margaret glimlachte flauwtjes en klemde haar vingers om de armleuningen van haar stoel.
“Misschien doe ik dat wel.”
Die avond haalde Margaret een vergeelde envelop uit haar koffer. Daarin zaten bankpapieren, aandelencertificaten en documenten van de kluis – allemaal bewijs van haar verborgen fortuin van $ 1,5 miljoen.
