Een doffe plof. Mijn hoofd raakte de tegels. Buiten adem. Starend voor me uit. Ik kon me niet bewegen.
Het duurde twintig lange minuten voordat ik naar mijn bed kroop en mijn vrouw belde. Ze kwam in tranen aan.
Ze zei iets wat mijn hart brak: “Georges, we moeten nu aan een verpleeghuis denken. Zo kunnen we niet langer doorgaan.”
Een verzorgingshuis? Een bejaardentehuis? Nee. Niet nu. Niet zolang ik nog kan lopen, lachen, liefhebben, koffie zetten.
