Inheemse Australische gemeenschappen, zoals de Bundjalung, gebruikten de theeboom al op verschillende manieren, bijvoorbeeld door de dampen van gemalen bladeren te inhaleren om hoest te behandelen, of door kompressen aan te brengen om wonden en insectenbeten te behandelen.
Wetenschappelijke erkenning
Pas begin 20e eeuw werden de medicinale eigenschappen van tea tree olie wetenschappelijk erkend, dankzij het werk van Arthur Penfold, een Australische chemicus. Hij ontdekte dat tea tree olie elf keer actiever was dan fenol, een destijds veelgebruikt desinfectiemiddel. De belangstelling voor deze olie werd in de jaren 70 hernieuwd, wat leidde tot de commerciële productie van de etherische olie.
Tea tree olie bestaat voornamelijk uit terpeenkoolwaterstoffen, waaronder monoterpenen en sesquiterpenen, die de olie zijn krachtige antimicrobiële eigenschappen geven.
