Yusha zette voorzichtig thee voor haar. Hij gaf haar zijn eigen deken en sliep bij de deur, als een waakhond die zijn koningin beschermde. Hij sprak met haar alsof hij om haar gaf: hij vroeg haar welke verhalen ze leuk vond, welke dromen ze had, welke gerechten haar aan het lachen maakten. Niemand had haar ooit eerder zulke vragen gesteld.

De dagen werden weken. Yusha vergezelde hem elke ochtend naar de rivier en beschreef de zon, de vogels en de bomen met zoveel poëzie dat ze het gevoel kreeg dat ze ze door zijn woorden heen kon zien.
Hij zong liedjes voor haar terwijl ik de was deed en vertelde haar ‘s nachts verhalen over sterren en verre landen. Hij lachte voor het eerst in jaren.
Haar hart begon zich te openen. En in die vreemde hut gebeurde er iets onverwachts: Zainab werd verliefd.
Op een middag, toen ze haar hand naar hem uitstak, vroeg ze hem:
— Ben je altijd al een bedelaar geweest?
Hij aarzelde. Toen zei hij zachtjes:
